Variabelen ========== Variabelen worden gebruikt om waardes, bijvoorbeeld getallen, in je programma te gebruiken en te onthouden. Je kunt bijvoorbeeld een variabele hebben die de x-positie van een bal onthoudt, of de kleur van een cirkel, of te onthouden of er nu wél of níet op een muisknop is gedrukt. Soorten variabelen ------------------ In veel programmeertalen moet je je variabelen heel precies gebruiken. Eérst moet je zeggen dat je een variabele wilt gaan gebruiken, en wat voor soort variabele het is. Er zijn verschillende soorten variabelen, waarvan de belangrijkste: gehele getallen (``int``), kommagetallen (``float``), waar/niet-waar variabelen (``boolean``) en tekst (``String``). Wanneer je rekent met gehele getallen, dan onthoud de variabele dus *niets* achter de komma! Een ``boolean`` is een variabele die maar twee waardes kan hebben: waar (``true``) of niet-waar (``false``). Hieronder voorbeelden van de definitie van variablen:: int x = 50; float a = 14.5; boolean gameOver = false; String gewonnen = "Gefeliciteerd! U heeft gewonnen!" Namen van variabelen -------------------- In verschillende programmeertalen is het gebruikelijk om een afspraak te maken over hoe variabelen hun naam krijgen. In Java (en dus ook Processing) is gekozen voor zogeheten camelCase. Dat betekent dat een naam kan bestaan uit meerdere woorden die aan elkaar geplakt zijn waarbij ieder woord begint met een hoofdletter (behalve de eerste). Bijvoorbeeld:: int getal; int aantalHoekenInFiguur; int priemgetal; int priemgetallenLijst; Voor de duidelijkheid is het handig om je hieraan te houden. Let wel: dit is een vrijwillige afspraak, dus niet verplicht. Veranderen van variabelen ------------------------- Het veranderen van getallen kan met optellen, aftrekken, vermenigvuldigen etc. Er zijn ook nog wat korte notaties mogelijk. Bijvoorbeeld:: int i = 4; i = i * 5 + 6; // i wordt i keer 5 plus 6 i *= 5 + 6; // korte notatie voor hetzelfde i = i + 1; // i wordt i plus 1 i += 1; // korte notatie voor hetzelfde i ++; // nog kortere notatie Waar je je variabelen definiëert -------------------------------- Het is het makkelijkst om variabelen helemaal bovenaan het programma te definiëren. Ze zijn dan *globaal*, wat betekent dat je ze overal in het programma kunt gebruiken. Voor grotere programma's is dit vaak *niet* handig, maar daar maken we ons nu niet zo druk om. Je kunt ze dan alvast een waarde meegeven, maar dat hoeft niet. Ook kun je meerdere variabelen tegelijk definiëren, door er een komma tussen te zetten. In het volgende voorbeeld definiëren we een aantal *gehele getallen* (``int``):: int x; int y = 0; int i, j; void setup() { // ... rest van setup } void draw() { // ... rest van draw } Soms wil je een startwaarde meegeven die *niet* bovenaan het programma al bekend is. Als je bijvoorbeeld een ellips wilt tekenen in het midden van het scherm, zou je kunnen zeggen: ``int x = width / 2;`` maar helaas, de variabele ``width`` heeft pas de goede waarde als je éérst de grootte van het scherm hebt gekozen! Je kunt dan het volgende doen:: int x, y; void setup() { size(600, 400); x = width / 2; y = height / 2; } void draw() { ellipse(x, y, 50, 50); } Speciale variabelen ------------------- Processing heeft een paar speciale variabelen ingebouwd. Een paar voorbeelden:: width; // de breedte van het venster height; // de hoogte van het venster mouseX; // de x-positie van de muis mouseY; // de y-positie van de muis pmouseX; // de vorige x-positie van de muis pmouseY; // de vorige y-positie van de muis mousePressed; // true als de muisknop is ingedrukt Om bijvoorbeeld een cirkel in het midden van het venster te tekenen, hoe groot of hoe klein het venster ook is:: ellips(width / 2, height / 2, 10, 10);